Hans Woudstra, aardige man. Net 75 geworden. Opvallende verschijning. Immer herkenbaar aan zijn smetteloos witte blouse en beige colbertje. En zijn gulle lach. Reuze populair bovendien. Zo komen tijdens het interview tientallen bekenden even een praatje maken. “Ik ben een zeer tevreden mens.”
Hans Woudstra, topjournalist. In 1969 begon hij als broekie bij De Zaanlander. In 1970 maakte hij de overstap naar De Typhoon, dagblad voor de Zaanstreek, om saaie raadsvergaderingen te mogen verslaan. Dat had hij na twee jaar wel weer gezien. Hij kon naar De Telegraaf, toen de grootste krant van het land met meer dan twee miljoen lezers. Een mooie stap. Daar bloeide hij op. Zij leven werd reizen, rennen, vliegen en doen. Sport werd zijn ding. Zijn kick.
Hans Woudstra, globetrotter. Hij stond vooraan bij de grote evenementen, overal ter wereld. Wel 160 landen vinkte hij af, dat is nogal wat want er zijn er maar zo’n 195. Een prachttijd. Vol voetbal-WK’s (Robbie Rensenbrink die in 1978 in Argentinië op de paal schiet in de laatste minuut, hij stond er met zijn neus bovenop), tien Olympische Spelen. Elfstedentochten. Topwedstrijden van bijvoorbeeld hockey, cricket, rugby, darts, schaatsen. Niet dat hij alle finesses van al die sporten helemaal kende, hij was meer de sfeerschrijver, voor de randverhalen. Ja, en golf. Hij versloeg de grote toernooien, zoals US Masters, British Open, Dutch Open, Open Championship St Andrews, noem maar op.
Hans Woudstra, lastpak. Hij maakte het bont bij de voorlichters, ging zijn eigen weg. Schreef wat hij vond. Prikte graag in gedoe. Legde dingen bloot. Wat ze er ook van vonden. Maakte soms ruzie. Altijd om de lezer in extase te brengen. Als iedereen ging slapen, typte hij ’s nachts op een hotelkamertje in Seoel of Stavoren zijn eigenwijze stukjes voor de voorpagina en sportpagina’s van de volgende ochtend.
Hans Woudstra, verhalenverteller. Hij zit vol met leuke anekdotes. Over die ene keer dat hij met Tiger Woods één hole speelde in een demonstratiedingetje voor journalisten. Over Pro-Ams met Colin Montgomerie, Nick Faldo en heel wat publiek waarbij hij als overmoedige deelnemer zijn bal de verkeerde kant op mepte, rakelings langs het hoofd van een verbaasde Belg. Over de oude Jan Heemskerk, ooit hoofdredacteur van Playboy die over hem limerickte:
Ik herinner mij van vroeger Hans Woudstra Die zei ‘het maakt mij niet uit of ik fout sla Want al maak ik geen par Straks is er de bar Ik weet dat mijn biertje daar koud staat’
Hans Woudstra, clubicoon. Hij schreef veel voor de club, van de Golfweyde (de printversie van ooit) tot wedstrijdverslagen. Dat laatst doet hij trouwens nog steeds voor de wekelijkse Heerendag.
1. Wat vind je zo leuk aan golfen? “Het is een prachtige sport. Moeilijk ook. Fascinerend dat het de ene keer geweldig gaat en de volgende keer matig. Ik ben eigenlijk veel te ongedurig. Dat komt misschien door mijn stressleven met deadlines en spanningen. Voor een wedstrijd neem ik altijd twee Aspirines om rustig te worden. Dat werkt.
Ik hou vooral van gezelligheid. Dat is voor mij het belangrijkste. Daarom ben ik ook zo gek op de Heerendag, elke week zo' n dertig mannen die naar mijn speech willen luisteren en mijn stukjes willen lezen. Trouwe deelnemers. Een vriendenclub.”
2. Hoe ben je hier lid geworden? “Via Robbie van Erven Dorens heb ik het golfen ontdekt. Dat was ooit de golfgoeroe van Nederland, oud-Nederlands kampioen. Hij kwam op een zondagavond met vijf flessen champagne op de krant. Om ons zover te krijgen meer aandacht te geven aan de golfsport. Hij ging clinics voor ons organiseren, op de mooiste banen overal in Europa. Gesponsord door Dunhill, dus gratis voor ons. Dat vond ik erg leuk. Ik ben ook lid van de NVGJ, de Nederlandse Vereniging van Golfspelende Journalisten. Laat ik niet zo bescheiden zijn, ik was een van de oprichters. Een geweldige manier om vakbroeders beter te leren kennen. Toen bij mijn huis de Zaanse Golf Club werd opgericht in 1988, was ik er natuurlijk bij! Hier heb ik het golfen eigenlijk geleerd.”
3. Hoe vaak ben je op de Zaanse Golfclub te vinden? “Ik speel één keer in de week. Maar ik kom wel drie keer in de week. Soms vaker. Ik zie altijd bekenden. Leuk om samen een biertje te drinken of een wijntje. Sigaartje roken op het terras. Dat vind ik leuk. Eten niet, ze hebben mij hier nog nooit zien kauwen.
Mijn vrouw is dit jaar overleden, grote verandering. Verdrietig. Dat is wennen, bovendien. Ik moet nu leren om alleen thuis te zijn, ik kan niet altijd maar weg. Ik wil niet zeggen dat de muren thuis op mij afkomen. Maar het is soms wel een opgave. Dan is dit mijn tweede thuis, vooral als het mooi weer is. Ik heb geen plannen meer, ik heb zoveel gereisd. Dat is genoeg.”
4. Wat moet blijven en wat moet veranderen? “Ik maak me zorgen om de toekomst van de golfsport. Al die vergrijzing. Het aantal handicarts is hier zo langzamerhand de bottleneck. Weinig jongeren, zij hebben geen geduld voor een wedstrijd van vier uur, ze willen de grenzen opzoeken, spektakel. Ze willen ook meer leeftijdsgenoten. En ze hebben helden nodig. Die Joost Luijten is toch geen sportheld voor jonkies? Tiger Woods is de enige. Hij heeft in Amerika en daarbuiten in z’n eentje voor honderdduizenden nieuwe jeugdleden gezorgd.
Ik ben best wel blij met die Ironwoods. Ze hebben de baan prima aangepakt. Ze investeren veel en goed. Langzamerhand wordt het steeds mooier. Het wordt ook drukker met greenfeespelers. Mooi. Maar een omniclub met klimrekken, zwemmen, triathlon en padel, daar zit de golfer niet op te wachten. En het is de grote vraag hoe dat gaat uitpakken… Maar ach, ze moeten wel geld verdienen!
En die clubwedstrijden moeten blijven. Zoals de Van der Woude-wedstrijd, de Klinkenbergcup en de Van Weestrofee. Er mogen wel wat meer bij. Dat is zo gezellig. En goed voor de club. Ik doe graag mee.”
5. Wat is het leukste dat je hier hebt meegemaakt? “Te veel om op te noemen. Ik zou mensen te kort doen als ik er één zou noemen. Ik heb het hier altijd goed naar mijn zin. Carpe diem. De gezelligheid is het grote hoogtepunt hier! Flauw antwoord, hè?”
6. Vertel eens iets verrassends over jezelf wat de leden nog niet van je weten? “Ze denken allemaal dat ik kan golfen. Maar ik kan helemaal niet golfen! Haha.”
7. Wat is je favoriete hole? “Dat is toch wel hole 2. Mijn favoriete en ook de meest ergerlijke. Dat is by far de moeilijkste hole. Daar sla ik zelden op de green. De zuidwestenwind blaast er altijd een partijtje mee. Krult die bal weer in dat klote-riet. Of in de bunker. Of toch weer in de sloot. Als je een beetje kan golfen is dit niet zo’n moeilijke baan. Maar als je dat niet kan, zoals de meeste mensen, zoals ik, wel!”
|