Met haar naam is Wil een mooie om het spits af te bijten in 2023. Haar man Martin Ras schuift ook aan. Voor het eerst dus een dubbelinterview in deze rubriek. Leuk.
We praten om te beginnen over de situatie van Martin. Hij moest in december plotseling een openhartoperatie ondergaan. “Het is gelukkig goed afgelopen. We waren op mini-vakantie in Bronkhorst toen ik een beklemming voelde op mijn borst. Ik moest meteen naar het ziekenhuis. Bleek dat ik een verstopping in een van de aderen had. Na twintig dagen, drie ziekenhuizen en drie bypasses weer thuis. Dus ik sta voorlopig nog niet op de golfbaan.”
Martin ziet er gelukkig weer picobello uit en hij voelt zich ook goed. “Ik ben wel snel moe. Maar los daarvan voel ik me eigenlijk veel beter dan ervoor, het is alsof ik een soort van verlichting heb gekregen. De benauwdheid die er langzaam in was geslopen, is weg.”
Een leuk stel. In het gesprek vullen ze elkaar steeds aan. En ze plagen elkaar. Deze twee zijn lid van het eerste uur, ze golfen hier dus al 35 jaar. En ze hebben hier veel meegemaakt.
1. Wat vind je zo leuk aan golfen?
Wil: “Je vecht tegen jezelf. Ik ben niet zo ambitieus dat ik altijd wil winnen. Maar als je een fijn rondje loopt, als het goed gaat, is het zo lekker. Gewoon lekker. En het is leuk om op vakantie te doen, waar je ook bent. Met z’n tweeën is dat fijn. En ik ging met vriendinnen golfen in Portugal, Spanje.”
Martin: “Het competitieve van golf. In mijn jongere jaren heb ik veel prijzen gewonnen op de club. Dat is hartstikke leuk. Dat stimuleert. Mijn beste handicap was 16, lager kwam ik niet. Ik wil nog altijd een goede bal slaan, zodat ik een mooie score maak. Leuke reisjes met Cees de Haan, Dick Laks en Nico Kroon naar Myrtle Beach, Schotland en andere mooie plekken.”
2. Hoe ben je hier lid geworden?
W: “Ik ben lid geworden omdat hij lid werd. Ik wilde niet alleen thuiszitten.”
M: “Ik was vroeger voor mijn werk veel op congressen, in Orlando heb ik voor het eerst met golf kennis gemaakt. Toen we in de krant lazen dat hier ook een baan werd aangelegd, was ik meteen enthousiast.”
W: “Het bleek heerlijk te zijn dat golfen, vooral dat alsmaar buiten zijn. Als je veel werkt zit je immers veel binnen. Ik heb het golfen hier geleerd. En altijd gezellig.”
3. Hoe vaak ben je op de Zaanse Golfclub te vinden?
W: “Ik heb aan van alles meegedaan. De damesochtend, clubwedstrijden, noem maar op. Je moet het ook heel veel doen om er echt goed in te worden maar ik speel niet genoeg om zo laag in hcp te komen als Martin. Maar nu is mijn zusje erg ziek, daar gaat veel van mijn tijd in zitten. Ik heb mijn lidmaatschap maar omgezet naar zonder vast speelrecht.”
M: “Ik speel nog wel altijd best veel. In ieder geval de Heerendag, dan ben ik altijd, als het niet regent, van de partij. En ik heb een vast clubje op maandag. Af en toe speel ik in het weekend. En als er clubwedstrijden zijn, doe ik mee. Dus toch minimaal tweemaal in de week en soms loopt dat uit naar viermaal. Wel altijd 18 holes, 9 vind ik niks. Dan heb je net je spullen uit de auto, moet je weer naar binnen. Haha.”
W: “Martin is ook lid van de Industrieele Groote Club (IGC), die organiseren veel golfactiviteiten. Dat is hartstikke leuk.”
M: ”Ik ben negen jaar bestuurslid geweest van de IGC-golftafel. Er zijn elk jaar wel een achttal wedstrijden, plus reisjes naar het buitenland: Spanje, Portugal, Italië, Oostenrijk, Duitsland. Ja, wij weten wel te genieten, hoor.”
4. Wat moet blijven en wat moet veranderen?
M: “Wat moet blijven is die professionaliseringsslag die nu plaatsvindt. De baan ziet er prachtig uit. Het wordt, ook in detail, zoveel mooier en beter. Dat hele plan staat mij wel aan. Ik heb in het stichtingsbestuur gezeten, er was altijd te weinig geld voor baan en personeel, dat is nu wel anders, gelukkig.”
W: “We hebben genoten van al die enorme gezelligheid in het clubhuis van toen. Dat is niet meer. Ik denk dat dat niet meer past in deze tijd. Er komt natuurlijk een nieuwe lichting golfers die het anders wil. Dat is natuurlijk wel even slikken voor ons, we zijn al bijna 80, hoor.”
M: “Ook die nieuwe dingen die De Zaanse organiseert zijn prima zoals de Sinterklaaswedstrijd, de snertwedstrijd, de Green Jacket. Heel fijn. Ze zijn op de goede weg. Het restaurant is nu te onbekend in de Zaanstreek als zijnde een goed restaurant. Ik hoop dan ook dat dit bekender wordt, dat zal ook ons stimuleren om er vaker te eten.”
W: “En ik hoop dat er steeds meer clubwedstrijden komen, wat vroeger sponsorwedstrijden heette. Er zijn er nu maar drie, laat dat er nou eens meer worden. Er moeten weer nieuwe mensen opstaan die dat sponsoren.”
5. Wat is het leukste dat je hier hebt meegemaakt?
W: “De leukste tijd was de eerste twintig jaar. Elke vrijdagmiddag en elke zondag waren zo gezellig. Iedereen bleef eten. Het was hartstikke druk. Wij waren er altijd bij. Die tijd komt niet meer terug.”
M: “Ja.”
6. Vertel eens iets verrassends over jezelf wat de leden nog niet van je weten?
M: “Mijn anekdote is dat ik 23 jaar geleden gered ben. Dat weten alleen nog maar een paar oudjes op de club. Op 13 februari 2000 kreeg ik een hartstilstand. Kantje boord. Op hole 5 zagen ze me wegtrekken, ik deed blijkbaar heel vreemd. Ze hebben me teruggebracht naar het clubhuis maar daar weet ik niks meer van. Ik schijn nog gezegd te hebben “Ik ga” en toen zakte ik weg. Peter Tjong begon meteen te reanimeren. Nelleke van Houts en Rob Berendsen hebben snel hulp ingeschakeld. Een paar dagen later werd ik als herboren wakker in het ziekenhuis.”
W: “Ja, ik maak wat mee met Martin.”
M: “Elk jaar vier ik het nog met het ‘Reddersdiner’. Ik ben ze dankbaar!”
7. Wat is je favoriete hole?
W: “Ik heb er twee. Hole 7, die vind ik zo leuk. Die lekker lange rechte baan, heerlijk. Het is de kunst om tussen die bunkers in te blijven. En hole 2, heel anders, probeer maar in een keer op die green te komen. En dan met een parretje eraf. Maar het is altijd maar de vraag welke kant mijn bal opgaat.”
M: “Voor mij is dat hole 6 met die twee slootjes. Ik heb flink op mijn afstand ingeleverd de laatste jaren en ik wil niet met een ‘ijzertje’ voor de eerste sloot, ik wil daar overheen. Als dat niet meer lukt ‘stop’ ik met golfen. Het blijft de uitdaging om met je driver in één keer bij de 150 meterpaal te komen.”
|